billet - carte - carton - fiche - menu - plan - ticket - titre de transport
Het eerste woord dat in je opkomt als je het woord 'kaart' wilt vertalen, is waarschijnlijk carte, al is het alleen maar vanwege de overeenkomst met ons woord. Je kunt dit woord inderdaad vaak gebruiken: ten eerste als je het over speelkaarten hebt. Een kaartspel is inderdaad un jeu de cartes. 'De kaarten geven' is donner of distribuer les cartes. Maar in figuurlijke uitdrukkingen die afkomstig zijn van het kaartspel zul je vaker het woord jeu dan het woord carte tegenkomen: 'zich niet in de kaarten laten kijken' is cacher son jeu en 'iemand in de kaart spelen' is faire le jeu de quelqu'un. Het woord carte wordt ook gebruikt voor ansichtkaarten. Vaak vul je het woord dan aan met postale : il m'a envoyé une jolie carte postale. Met carte kun je ook de menukaart bedoelen: Passez-moi la carte s'il vous plaît, al is hier het woord menu misschien gebruikelijker : le menu, s'il vous plaît.
Ook kun je carte gebruiken voor landkaarten. Dan moet je wel denken aan wereldkaarten, oceaankaarten e.d. want zodra het over steden gaat, gebruik je het woord plan ('plattegrond') of plan de ville.
De gele en rode kaarten in het voetbalspel zijn cartons : le carton jaune en le carton rouge.
Als je met een 'kaartje' een toegangsbewijs bedoelt, gebruik je billet (d'entrée) of ticket. In het openbaar vervoer kun je beide woorden ook gebruiken, al zul je via de info ook wel het begrip titre de transport ('vervoersbewijs') horen.
Een 'kaartje' uit een kaartensysteem, of kaartenbak, wordt meestal fiche genoemd.
En als u van al deze keuzemogelijkheden een beetje 'van de kaart' raakt, dan kun je zeggen: j'ai perdu boussole ('ik ben mijn kompas kwijt') of j'ai perdu le nord ('ik ben het noorden kwijt') of j'ai perdu les pédales ('ik ben de pedalen kwijt'). Tja, dan kom je ook niet ver op de kaart...
volgende keer
gaan we onzin uitkramen...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten