maandag 9 juli 2018

être marron

erin geluisd worden, de sjaak zijn
('bruin zijn')

'Ik ben weer eens bruin (ik ben er weer eens ingeluisd)! Ik lach geel (ik moet lachen als een boer met kiespijn) omdat als ik steeds maar voor een blauwe wordt aangezien (voor een groentje wordt aangezien), zal ik uiteindelijk rood zien (kwaad worden)!' 
Het Frans is een kleurrijke taal. We concentreren ons vandaag op het bruin. Marron betekent eigenlijk 'kastanje' maar is naast brun ook een van de meest gebruikte woorden om de kleur bruin aan te duiden. Toch heeft het woord marron in deze uitdrukking een andere oorsprong, die bekend zal zijn bij onze Surinaamse medelanders. Het woord is waarschijnlijk afkomstig uit de Antillen, waar het de benaming was voor een gedomesticeerd dier dat vervolgens weer gevlucht en weer wild geworden was. Vervolgens werd het woord ook gebruikt door Europese kolonisten die er gevluchte slaven mee aanduidden. In Suriname bestaan nog altijd marrongemeenschappen van nakomelingen van gevluchte slaven. Helaas werden slaven meestal teruggevonden en barbaars gestraft. 'De marron zijn' was dus al snel een aanduiding voor mensen die de sjaak waren.

volgende keer:
Wat is er aan de hand met de hond van Jan van Nijvel?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten