vrijdag 27 december 2019

famille de mots : bouche

abouchement - (s')aboucher - arrière-bouche - bouche - bouche-à-bouche(-et-nez) - bouche-à-oreille - à bouche-que-veux-tu - bouchée - bouchée à la reine / à la financière - déboucher - embouche - emboucher - emboucheur - embouchoir - embouchure

Gisteren kondigde ik nog een woordfamilie rond bas-baisse aan, omdat het na de Kerst allemaal wel weer wat minder kon, maar ik was even vergeten dat we nog midden in een trilogie bouchon-bouche-boucher zitten. Bovendien komt Oud en Nieuw er ook nog aan. We proppen eerst nog van alles in onze mond en in januari kan het dan weer wat minder...
O.K., de mond dus, la bouche (van het Latijnse bucca). Naast de letterlijke betekenis 'mond' (of 'bek' voor dieren) heeft dat woord ook de meer algemene betekenissen 'opening', 'monding' (van een rivier) en ook 'metro-ingang': la bouche du métro. Je kunt ook twee monden met elkaar verbinden als je iemand 'mond-op-mond-beademing' geeft: du bouche-à-bouche (als het om kunstmatige beademing van baby's gaat, heet het zelfs du bouche-à-bouche-et-nez), niet te verwarren met 'mond-tot-mond-reclame'. Dat gaat in het Frans namelijk van mond tot oor: du bouche-à-oreille. Als je twee buizen met elkaar verbindt (fit) dan schuif je als het ware twee monden over elkaar. Dat heet dan ook aboucher in het Frans. Het  werkwoord kan ook 'in gesprek brengen, doen ontmoeten' betekenen en wederkerend 'zich in verbinding stellen, een onderhoud hebben'. Een abouchement is dan ook o.a. een '(mond)gesprek'. Een bouchée is iets wat graag door de mond gaat, een 'hapje'. Het kan ook een 'bonbon' zijn (een kersenbonbon heet bijvoorbeeld een bouchée cerise). Als je naar hartenlust mag eten wat je wilt, dan is dat à bouche-que-veux-tu (lett. 'op zijn mondje-wat-wil-je'), misschien pasteitjes tijdens de kerstdagen. Die heten bouchées à la reine ('koninginnenhapjes') of bouchées à la financière, waarbij financière niet verwijst naar de koningin van financiën Christine Lagarde, maar een ander woord is voor 'ragoût'. 
Als je je mond volpropt tot het achterste deel, dan zit hij dus vol tot de arrière-bouche (het achterste gedeelte van de mond). Pas op dat zo'n vreetpartij niet uitloopt (débouche) op een braakpartij. Déboucher betekent 'uitmonden' (in alle figuurlijke betekenissen, zoals uitmonden van een rivier of een straat) maar ook 'uitlopen op' en 'plotseling opduiken'.
Emboucher betekent letterlijk 'aan de mond zetten', bijvoorbeeld van een muziekinstrument, vandaar ook embouchure, 'mondstuk (blaasgat of riet van een blaasinstrument) of 'embouchure' (dat iets zegt over het (on)gemak waarmee je lucht door een mondstuk van een blaasinstrument laat circuleren). Embouchure kan echter ook 'monding, mond, afvoer' betekenen of 'gebitslagen van een paard', samenhangend met de betekenis 'het bit aanleggen' van het werkwoord emboucher. Een derde betekenis van emboucher is 'vetmesten', wat uiteraard ook via de mond/bek gebeurt. Een emboucheur is dan ook een 'vetweider, vetmester' en une embouche is een 'vetweide'. Een embouchoir tenslotte is een mondstuk van een blaasinstrument en in militaire taal de bovenband van een geweer.

volgende keer:
eten we buiten de deur...

1 opmerking: