Laten we eerst de vreemde eend uit de bijt halen: het zelfstandig naamwoord 'kant' voor 'kantwerk' heet in het Frans dentelle, maar het gaat hier natuurlijk om de benamingen voor 'kant, rand, zijde'.
Het woord dat je het vaakst in deze bekenis kunt inzetten, is côté, met de accent aigu op de laatste e (uitspraak: [kootee]), niet te verwarren met côte (zonder accent, uitspraak: [koot]) dat o.a. 'kust' en 'rib' betekent.
Als je op je rechterkant slaapt, dan doe je dat sur le côté droit. 'Aan de andere kant van de rivier' is de l'autre côté de la rivière (let dus wel op het voorzetsel de, niet à). Ook kun je het gebruiken in een betoog: 'aan de ene kant, aan de andere kant': d'un côté, de l'autre (côté). Hiervoor kun je ook het woord part gebruiken: d'une part, d'autre part.
Een ander veel gebruikt woord voor 'kant' is bord. Zo zeg je bijvoorbeeld au bord de l'eau en au bord de la route ('aan de waterkant, aan de kant van de weg').
Als je een behoorlijke afstand wilt uitdrukken, kun je ook het woord bout ('eind, 'uiteinde') gebruiken: d'un bout à l'autre ('van de ene naar de andere kant'), à l'autre bout de la ville ('aan de andere kant van de stad').
Als je met 'kant' 'zijde' bedoelt, kun je bijvoorbeeld face gebruiken: les six faces d'un dé ('de zes kanten van een dobbelsteen'). Wil je echt onderscheid maken tussen voor- en achterkant, dan heb je het over le devant of l'avant en le côté arrière, le dos (van een vel papier bijvoorbeeld) of l'envers (van een lap stof). L'envers et l'endroit zijn ook benamingen voor 'de verkeerde kant' en 'de goede kant'.
Als je op een blaadje iets aan de kant schrijft, in de kantlijn, dan gaat dan en marge.
Heb je het over iemands goede kant, dan kun je dat son point fort noemen.
Het moge duidelijk zijn dat ik dit onderwerp nog lang niet aan alle kanten belicht heb, maar dat houdt een taal ook wel zo fascinerend. Er blijft altijd nog veel te leren...
volgende keer
Hoe snoer je in het Frans iemand de mond?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten