Laten we eerst even onderscheid maken tussen mensen, planten en dingen. Mensen hebben de neiging te grandir. Dat kan staan voor letterlijk, fysiek groeien: 'wat ben je gegroeid!' comme tu as grandi ! 'hij moet nog groeien' il doit encore grandir, maar ook voor 'opgroeien': il a grandi dans un milieu bourgeois ('hij is in een burgerlijk milieu opgegroeid'). Als je het over planten hebt, gebruik je het werkwoord pousser : l'herbe pousse vite ('het gras groeit hard') of ook wel végéter of croître. Nog even terug naar pousser: als je het niet over de hele mens hebt, maar een onderdeel (bijv. haar), dan gebruik je dit werkwoord in plaats van grandir : il laisse pousser sa barbe ('hij laat zijn baard groeien'). En als je het groeiproces gaat meten, dan kun je ook prendre gebruiken: elle a pris six livres ('ze is zes pond gegroeid'). Ook voor gewicht gebruik je dat: elle a pris six kilos ('ze is zes kilo aangekomen'). En als je dat bedoelt met 'groeien', dan kun je ook grossir ('dik worden') gebruiken. Het werkwoord croître kan ook voor dingen en begrippen gebruikt worden die toenemen (zo is een croissant eigenlijk een 'wassende (groeiende) maan'), net als s'accroître : ma considération pour vous s'accroît ('mijn achting voor u neemt toe'). In de betekenis 'toenemen' kunnen ook de werkwoorden augmenter en zelfs grandir (bijv. in impatience grandissante 'groeiend ongeduld') gebruikt worden. Bedoel je met 'groeien' 'zich uitbreiden' dan kan ook s'étendre gebruikt worden: le mécontentement s'étend ('de ontevredenheid groeit').
volgende keer:
Sommige mensen groeien van zelfvoldaanheid. Hoe kun je 'pochen' in het Frans?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten